ZADELPAARD, o. (-en), rijpaard; paard van den disselboom;
...PISTOOL, o. v. (...stolen), pistool in den holster van een zadel;
...RIEM, m. (-en), riem waarmede het zadel op het paard is vastgehecht;
...RUG, m. (-gen), rug van een paard waarop een zadel ligt; rug geschikt voor een zadel; een paard met een zadelrug, paard met een hollen rug evenals een zadel;
...STEEG, v. (...stegen), achterboog van een zadel;
...TASCH, v. (...sschen), lederen zak die aan den zadel hangt;
...TUIG, o. de zadel met al wat er toe behoort.