Gepubliceerd op 06-12-2018

WEKKER

betekenis & definitie

WEKKER, m. (-s), die wekt, porder: Jan, de wekker;

— zekere inrichting aan een uurwerk, bestaande uit een hamer, die op het uur, waarop men een daarmede in verbinding staanden wijzer gezet heeft, met snelle slagen tegen de klok slaat, tot het gewicht of de veer is afgeloopen en dient om iem. op een bepaald uur te wekken : den wekker op 4 uur zetten;
— eene klok, die niet slaat, doch de uren aanwijst en een wekker heeft. WEKKERTJE o. (-s). WEKSTER, v. (-s), zij die wekt, porster.

< >