WEENEN - (weende, heeft geweend), schreien, tranen storten : van verdriet, van blijdschap, van ontroering weenen;
— weenende doen vloeien: heete tranen weenen; (fig.) bloed weenen, bloedige tranen storten. WEENING, v. het weenen; geween : (bijb.) daar zal weening zijn en knersing der tanden.