VOORSCHIETEN - (schoot voor, heeft voorgeschoten), vooraf, vroeger schieten; schietende (met snelheid) vooruit, voorwaarts komen: het water schoot vooruit;
— (geld) betalen voor een ander in afwachting van teruggave : ik zal het even voorschieten;
— (ook) geld aan iem. leenen, in mindering van eene later te betalen som : iem. op zijn loon voorschieten.