VOORGANGER - m. (-s), iem. die voorgaat, (ook) die het voorbeeld geeft; voorganger der gemeente, leider, predikant; degene welke vóór iem. een post bekleed heeft: onder mijn voorganger was het ook zoo, tijdens zijn beheer, bestuur;
— (zeew.) voorste eind van het touw (aan het anker vast). VOORGANGSTER, v. (-s).