VERDUBBELEN - (verdubbelde, heeften is verdubbeld), dubbel, tweevoudig maken: een getal verdubbelen; eene geldsom verdubbelen;
— zijn ijver verdubbelde, werd tweemaal zoo groot;
— zijne schreden verdubbelen, verhaasten, sneller loopen :
— met verdubbelde kracht;
— nog eens herhalen ;
— (zeew.) een schip verdubbelen, van eene dubbele huid voorzien. VERDUBBELING, v. het verdubbelen;
— (-en), (ontl.) dubbel vlies; (zeew.) dubbele, omgelegde huid;
— ijzeren stoofoven (in eene kachel);
— (fig.) vermeerdering, vergroot] ng.