verdubbelen
(1899) (euf.) verdoemen; als krachtterm: verdubbeld! • .... maar dan zing ik er boven uit: „Wien Neêrlands bloed. En verdubbeld me: ze benne mezekaal, den houe ze er in n'ameri stil”..(mevr. G. Boll, geb. Denijs: Uit Kennemerland. Schetsen en Beelden door Nora. 1899, geciteerd in WNT)