Temperen - (temperde, heeft getemperd), matigen, verzachten: het licht temperen;
— (fig-) lenigen, doen bedaren : iemands droefheid temperen; de jaren temperen de driften;
— kleuren mengen om zachtere tinten te krijgen:
— de brosheid ontnemen (van gegoten voorwerpen): staal temperen. TEMPERING, v. (-en), het temperen.