Gepubliceerd op 02-12-2018

Stuiver

betekenis & definitie

Stuiver - m. (-s), een eertijds zilveren, thans nikkelen muntstuk = ƒ0,05 ; (fig.) een mooie stuiver geld, een aanzienlijk sommetje. STUIVERTJE, o. (-s), een gouden stuivertje, (oudt. = ƒ 5 ongev.);

— (fig.) een stuivertje gespaard is een stuivertje gewonnen;
— (Z. A.) ook een stuiver in de bus doen, ook een woordje meepraten;
— een mooi stuivertje garen, een sommetje besparen;
— (spr.) het is een stuivertje op zijn kant, het is zeer wisselvallig;
— je weet niet, hoe een stuivertje rollen kan, hoe iem. nog terecht kan komen.