SNOEIEN - (snoeide, heeft gesnoeid), afknippen, afsnijden (bladeren en takken, randen enz.) ; (eert.) geld snoeien, op misdadige -wijze randen van gemunt geld afnemen;
— (fig.) kortwieken: iem. de vleugels snoeien, zijne macht bekorten;
— snoepen, vruchten van de boomen eten. SNOEIING, v. (-en), het snoeien.