SLAAPDEKEN - v. (-s), beddedeken ;
—, m. en v. (-s), langslaper, -slaapster, druiloor;
...DEUN, m. (-en),
...DEUNTJE, o. (-s), slaapliedje;
...DOEK, m. (-en), nacht-, hoofddoek dien men zich bij wijze van slaapmuts om het hoofd bindt;
...DRANK, m. (-en), drank die den slaap bevordert;
...DRANKJE, o. (-s), een slaapdrankje innemen, ingeven; (fig.) hem is een slaapdrankje ingegeven, waardoor hij eeuwig slaapt: hij is vergiftigd;
...DRONK, m. teug, alvorens men te bed gaat.