RADBRAKEN (radbraakte, heeft geradbraakt), (oudt.) zekere strafoefening waarbij de leden van den misdadiger op een rad, later op een kruis gebroken werden;
— wij kwamen als geradbraakt uit den wagen, in de hoogste mate vermoeid;
— (fig.) iets in den grond bederven:
— slecht spreken : eene taal radbraken.