Pok v. (-ken), etterpuist, zweer;
— de pokken, kinderziekte: eene besmettelijke, koortsachtige ziekte, waarbij het geheele lichaam in meerdere of mindere mate met etterpuisten overdekt is; de pokken inenten; de pokken gaan om, heerschen; de pokken genezen, drogen op; van de pokken geschonden zijn,
— zwarte pokken, groote, met bloed gevulde etterpuisten;
— de Spaansche pokken, ergste graad van venerische ziekte, in groote etterpuisten zich vertoonende;
—-, schurft der schapen. POKJES, o. mv. kinderpokken (ziekte).