Overvallen - (viel over, is overgevallen), over | (iets) heen vallen, aan de andere zijde vallen : er zijn appélen overgevallen, over de schutting, den scheidingsmuur heen;
— (fig.) overgaan, overloopen;
—, (overviel, heeft overvallen), onverhoeds aanvallen, overrompelen : de vijand overviel ons;
— aanranden : door een struikroover overvallen worden;
— verrassen : de slaap overvalt mij; de nacht overviel ons. OVERVALLING, v.