Overstappen (stapte over, heeft overgestapt), naar de overzijde stappen;
— over (iets) heen stappen; (fig.) iets dat men van minder belang acht, ongemerkt laten voorbijgaan, er geene melding van maken;
— ge moet te Utrecht overstappen, in een anderen spoortrein stappen, gaan;
— van het eene tot het andere overgaan: van het privaatrecht tot het publiek recht overstappende;
— zich overstappen, (overstapte zich, heeft zich overstapt), zich door stappen vermoeien. OVERSTAPPING, v. het overstappen.