Overslag m. (-en), omslag aan kledingstukken, iets dat over iets anders heengeslagen wordt of is, rand;
— berekening, raming: eerst moeten wij een overslag der kosten maken;
— bij overslag, bij raming, globaal; overslag van de belasting, verdeeling;
— (Zuidn.) in overslag werken, de vracht van eene boot rechtstreeks overladen in eene andere die er gewoonlijk naast ligt.