Opstuiken - (stuikte op. heeft opgestuikt), opstuiten; de verbinding tusschen ijzeren buizen naar binnen toehakken; de munt opstuiken, er een verhoogden rand ommaken, om het af slijten van den stempel te voorkomen;
— opeenstapelen, aan een hoop zetten : noodhout langs den dijk opstuiken; het koren opstuiken, aan garven zetten;
— (gew.) den dijk opstuiken, opkisten, er eene kisting op maken. OPSTUIKING, v. (-en).