Opmeten (mat op, heeft opgemeten), uitmeten : meet eens op, hoeveel M. ge van deze japonstof nog hebt;
— de oppervlakte meten : ik heb mijn tuin nauwkeurig laten opmeten;
— den inhoud meten : een hoop keien opmeten. OPMETING, v. (-en): voor die nieuwe straten zijn de opmetingen reeds gedaan.