Opknoopen (knoopte op, heeft opgeknoopt), met een knoop opbinden : zijne broek, de rokken opknoopen; den staart van een paard opknoopen;
— (flg.) ophangen, met de koorde straffen : met hunne gevangenen maakten zij korte wetten, die werden eenvoudig opgeknoopt;
— zich opknoopen, zich door ophanging van het leven berooven. OPKNOOPING, v. het opknoopen; ophanging.