Opgaaf, opgave v. (...gaven), het opgeven, de verklaring, mededeeling, vermelding : met opgaaf van redenen; opgave van iets doen;
— aangifte : de douanen verlangen eene juiste opgave van den inhoud der kisten en pakken;
— taak, werk (om af te maken), vraagstuk : examen-opgaven voor de hoofdakte; rekenkundige opgaven voor de lagere school.