Gepubliceerd op 22-11-2018

Ooievaar

betekenis & definitie

Ooievaar [in Zuidn.

OOIEVAARD], m. (-s, ...varen), het bekende vogelengeslacht, behoorende tot de orde der steltloopers, met hooge waadpooten, langen hals en langen, rechten, kegelvormigen snavel (ciconia alba); de zwarte ooievaar (ciconia nigra) komt zelden in ons land voor en leeft in wouden;
— (spr.) de ooievaar moet daar komen, die vrouw moet bevallen;
— is de ooievaar er al geweest? is de bevalling al voorbij?;
— beenen als een ooievaar hebben, zeer lange; eten als een ooievaar, zeer gulzig;
— één ooievaar maakt nog geen zomer; waar kikkers zijn, zijn ook ooievaars; (bij vergelijking) bijzondere soort van kruishout met lange schrijfpin.
OOIEVAARTJE, o. (-s).

< >