bn. (Zuidn.) ontrouw: iem. ontrouwig worden;
— wantrouwig : oude menschen zijn meestal ontrouwig. ONTROUWIGHEID, v. ontrouw (ook Noordn.).
Gepubliceerd op 01-11-2018
betekenis & definitie
bn. (Zuidn.) ontrouw: iem. ontrouwig worden;
— wantrouwig : oude menschen zijn meestal ontrouwig. ONTROUWIGHEID, v. ontrouw (ook Noordn.).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: