Gepubliceerd op 01-11-2018

Omvliegen

betekenis & definitie

Omvliegen (vloog om, heeft en is omgevlogen), om of langs iets heen vliegen: daar vliegen de duiven het huis om;

— her- en derwaarts vliegen: wat vliegen de vogels wild om;
— (van menschen enz.) met groote snelheid om iets heen gaan: hij kwam den hoek omvliegen;
— met snelle vaart omwentelen: de raderen der machine vlogen met duizelingwekkende snelheid om;
— (fig.) (van eene tijdruimte) zeer snel verstrijken: de tijd is ondertusschen omgevlogen;
— in woeste vaart heen- en weder loopen of rennen: wat hebben de jongens weer door den tuin omgevlogen;
— met snelle vaart her- en derwaarts zich bewegen: terwijl de pijlen door de lucht omvlogen;
— zich woest heen en weder bewegen: dan vloog zijn oog verwilderd om en rond;
— iets doen omvallen door er tegen aan te vliegen;
— (omvloog, heeft omvlogen), vliegend omgeven: eene menigte duiven omvloog haar hoofd.

< >