Omdansen (danste om, heeft en is omgedanst), in de rondte dansen, om iets heen dansen: wij hebben eenige malen de kamer omgedanst; zonder orde of regel omhuppelen, in ’t wilde rondspringen: op het kinderbal hebben de kleintjes zoo maar wat omgedanst;
— doen vallen door er tegen aan te dansen: hij heeft al een stuk of drie paren en eenige tafeltjes en stoelen omgedanst.