Naaktheid v. het onbedekte, de toestand van naakt zijn: hij heeft niets om zijne naaktheid te dekken, hij heeft geene kleederen, niets dan ellendige lompen;
— (fig.) armoede, nooddruft: veracht mij niet om mijne naaktheid;
— (fig.) onverbloemde, onbewimpelde toestand; ellendigheid: de misdaad in al hare naaktheid ten toon stellen.