Wat is de betekenis van Naaktheid?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

naaktheid

naaktheid - Zelfstandignaamwoord 1. het naakt zijn Woordherkomst Afgeleid van naakt met het achtervoegsel -heid.

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

naaktheid

naaktheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: naakt-heid 1. het zonder kleren zijn ♢ Igor voelde zich wel prettig in zijn naaktheid 2. het naakte lichaam ♢ uit schaamte bedekte zij haar naaktheid...

2024-04-26
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Naaktheid

Komen we vooral in angstdromen tegen (zie deel 3 van dit boek). Loopt de dromer naakt of slechts schamel gekleed door drukke straten, dan heeft hij zich in de waaktoestand bloot gegeven of is hij bang om zich bloot te geven - wat op morele twijfels of minderwaardigheidsgevoelens zou kunnen wijzen. Wordt de naaktheid in een droom als positief waarge...

2024-04-26
Prisma van de symbolen

Hans Biedermann (1992)

naaktheid

stelt de mens in symbolische zin in de ‘oertoestand’ voor, zonder het sociale of hiërarchische onderscheid dat de kleding verschaft. Dat is met name vaak het geval bij initiatierituelen, zoals in de laatantieke Mithras-cultus, waarbij de kandidaat zich als een nieuwgeborene voordoet.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Naaktheid

s., neakenens.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Naaktheid

v., 1. de toestand van naakt te zijn; 2. het naakte lichaam of een naakt gedeelte van het lichaam: hij heeft niets om zijn naaktheid te bedekken; 3. (fig.) armoede, nooddruft: veracht mij niet om mijn naaktheid; 4. (fig.) onverbloemde, onbewimpelde toestand ; ellendigheid: de misdaad in al haar naaktheid ten toon stellen.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

naaktheid

v., 1. de toestand van naakt te zijn; 2. het naakte lichaam of een naakt gedeelte van het lichaam: hij heeft niets om zijn naaktheid te bedekken; 3. (fig.) onverbloemde, onbewimpelde toestand; ellendigheid: de misdaad in al haar naaktheid ten toon stellen. Naaktheid was oorspronkelijk een bij vele volken voorkomende rite, die op den duur zich wij...

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Naaktheid

Naaktheid v. het onbedekte, de toestand van naakt zijn: hij heeft niets om zijne naaktheid te dekken, hij heeft geene kleederen, niets dan ellendige lompen; — (fig.) armoede, nooddruft: veracht mij niet om mijne naaktheid; — (fig.) onverbloemde, onbewimpelde toestand; ellendigheid: de misdaad in al hare naaktheid ten toon stellen.