Menigvoud bn. bw. verscheidene malen: wij zondigen menigvoud;
...VOUDIG, bn. (w. g.),
...VULDIG, bn. bw. talrijk, veel: om uwe menigvuldige zwakheden; een volk, menigvuldig als het stof der aarde; overvloedig, dikwijls;
...VULDIGHEID, v. talrijkheid; overvloed:
...VULDIGLIJK, bw.