KWETSEN, (kwetste, heeft gekwetst), door eenig ongeval (een slag, schot, schok, stoot enz.) verwonden in het gerecht zijn vier der onzen licht gekwetst; kneuzen, blutsen;
— (fig.) schenden; ergeren, beleedigen: iem. in zijne eer kwetsen; iemands goeden naam kwetsen; zulke woorden moeten kuische ooren kwetsen; de gekwetste (beleedigde) partij. KWETSING, v. het kwetsen;
—. v. (-en), wond, verwonding; kneuzing (van vruchten); beleediging, schennis (van eer of goeden naam).