Gepubliceerd op 13-09-2018

Knotten

betekenis & definitie

(knotte, heeft geknot), draaien, strengelen (vlas tot knotten);

— (vlas) repelen;
afslaan (de kroon, den top van iets): boomen knotten;
— een geknotte kegel, kegel waarvan het bovendeel afgeknot is; (fig.) ter neder slaan, fnuiken, verminderen, doen verzwakken: iemands hoogmoed knotten. KNOTTING, v. (-en), het knotten.

< >