KLEINKRIJGEN, (kreeg klein, heeft kleingekregen), er in slagen om iets op de eene of andere wijze klein te maken gij zult dit stuk hout niet gemakkelijk kleinkrijgen, in kleinere stukken krijgen;
— (van geld) inwisselen hoe zal ik dit bankbiljet nu kleinkrijgen ?
— (fig.) ten onder brengen, zijn verzet breken, hem zijne brutaliteit afleeren ik zal hem wel kleinkrijgen.