Gepubliceerd op 13-09-2018

Inleggen

betekenis & definitie

INLEGGEN, (legde, leide in, heeft ingelegd, | ingeleid), een zoom inleggen, naar binnen leggen en daardoor het kleedingstuk korter maken: (w. g.) een japonlijf inleggen, nauwer maken;

— een dijk inleggen, naar binnen leggen, vgl. INLAAG;
— een blad (van de tafel) inleggen;
— de riemen inleggen, binnen boord nemen en leggen gelijk het behoort;
— (wev.) een stuk inleggen, iederen gang van het stuk in een tand van den effenaar leggen;
— een net, den angel inleggen, in het water brengen;
— vellen papier die bedrukt moeten worden, in de pers leggen;
— het vlas in de sloot leggen om te roten;
— (tuinb. houtt.) takken in den grond leggen om daar nieuwe wortels te doen schieten, afleggen;
— (voedergewassen) inkuilen;
— (haring, vruchten, snijboonen enz.) inmaken;
— geld inbrengen (voor den handel, een gezelschapsspel, in spaarbanken);
— (schrijnw.) op kunstvaardige smaakvolle wijze stukjes, aderen enz. andersgekleurd hout, ivoor enz. inlijmen : deze tafel, doos is fraai ingelegd);
— (veend.) (raaien en vaarten) ingraven;
— een trein inleggen, tusschenvoegen;
— (scherts.) min of meer naar eigen zin uitleggen (de woorden van een schrijver);
— daar kunt ge niets tegen inleggen, aanvoeren, inbrengen;
— tegen iets inleggen, zich er tegen verzetten, protesteeren;
— tegen iem. inleggen, hem tegenspreken, met iem. twisten. INLEGGING, v. (-en).

< >