Gepubliceerd op 06-09-2018

Giftig

betekenis & definitie

GIFTIG, bn. (-er, -st), (van wapentuig) met gif bestreken giftige pijlen;

— (fig.) giftige dolksteken, bijtende gezegden;
— (van dieren) gif bij zich hebbende en daarmede kunnende kwetsen giftige slangen, spinnen;
— (fig.) eene giftige tong, eene lasterende, kwaadsprekende tong;
— (van menschen) venijnig, nijdig toen hij dat hoorde, werd hij giftig;
— giftig in zijn spreken zijn;
— vergiftige bestanddeelen bevattende; giftige planten;
— (Z. A.) giftige streken, waar de eene of andere booze besmettelijke ziekte heerscht: (dicht.) giftige adem (van monsters die gift spuwen). GIFTIGHEID, v.