Gepubliceerd op 02-09-2018

Gedoogen

betekenis & definitie

GEDOOGEN, (gedoogde, heeft gedoogd), (lijden, wederwaardigheden, onheilen, rampen, moeielijke omstandigheden enz.) verduren, ze met lijdzaamheid verdragen, ze zich laten welgevallen: waarom gedoogen wij die vernedering ?;

— zich niet verzetten, iets dulden, door de vingers zien, het tegenovergestelde van verhinderen of tegengaan: ik kan volstrekt niet gedoogen, dat gij u nog in den donker op weg zult begeven; een godsdienst gedoogen, het openbare belijden er van dulden, of wel, oogluikend toelaten;
— (van kwaad, jammeren, verkeerdheden, misdaden, wanbedrijven, strafwaardige daden enz.): ze gedoogen, ze lijdelijk aanzien, toelaten;
— dulden: ik zit alleen aan ‘t bed, waar hij geen vriend gedoogt;
— het toelaten, mogelijk maken hij werkt zoo hard, als zijne krachten het maar eenigssins gedoogen; zijne betere natuur, zijne eer, zijne eerzucht gedoogt niet, dat
...; de korte tijd, dien men ons liet, gedoogde niet, over die zaak in bijzonderheden ie treden.