Gepubliceerd op 02-09-2018

Forsch

betekenis & definitie

FORSCH, bn. bw. (-er, -t), krachtig, geweldig: een forsche kerel, een forsche lichaamsbouw; een forsche maatregel; eene forsche stem; eene zaak forsch aanpakken; eene forsch behandelde teekening;

— op geweldige wijze; forsch te werk gaan. FORSCHHEID, v. kracht, geweld, hardheid: welk eene forschheid in die stem!

< >