Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie D
- Desavoueeren
- Desbelust
- Desbetreffende
- Desbevoegd
- Descendenten
- Descendentie
- Deserteeren
- Deserteur
- Deservitor
- Desespereeren
- Desgelijks
- Desgenen
- Desgevorderd
- Desideratum
- Desillusie
- Desinfecteeren
- Desinfecteerinrichting
- Desinfectie
- Deskundig
- Desniettemin
- Desnoods
- Desolaat
- Desolate-boedelkamer
- Desondanks
- Desorder
- Desorganisatie
- Desorganiseeren
- Desoxydatie
- Despadero
- Desperaat
- Desperatie
- Despoot
- Despotisch
- Despotisme
- Dessa
- Dessendiaan
- Dessert
- Dessertblad
- Dessertbordje
- Dessin
- Destijds
- Destillatie
- Destineeren
- Desverkiezende
- Deswege
- Deszelfs
- Detacheeren
- Detachement
- Detail
- Detailcritiek
- Detailhandel
- Detailleeren
- Detective
- Detentie
- Determinant
- Determinatie
- Determinatief
- Determineeren
- Determinisme
- Determinist
- Deterministisch
- Detineeren
- Detonatie
- Detonator
- Detoneeren
- Detract
- Detrempeeren
- Detritus
- Deugd
- Deugdelijk
- Deugdlievend
- Deugdrijk
- Deugdzaam
- Deugen
- Deugniet
- Deugnietenstreek
- Deugnieterij
- Deuk
- Deuken
- Deukhoed
- Deun
- Deunen
- Deunklamp
- Deunstok
- Deunt
- Deuntjes
- Deur
- Deurbel
- Deurcontact
- Deurdorpel
- Deurkas
- Deurketting
- Deurlijst
- Deurmat
- Deuropening
- Deurpaneel
- Deurschel
- Deurveer
- Deurvleugel
- Deurwaarder
