Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie B
- Buffelwever
- Buffer
- Buffet
- Buffetjuffrouw
- Buffonskruid
- Buggy
- Bui
- Buidel
- Buidelbeen
- Buidelbeer
- Buideldas
- Buidelkever
- Buidelrat
- Buidelvormig
- Buidelwolf
- Buien
- Buienkauwers
- Buigbaar
- Buigen
- Buiger
- Buighang
- Buigijzer
- Buiging
- Buigingsuitgang
- Buigligging
- Buigpas
- Buigpunt
- Buigspier
- Buigstand
- Buigtang
- Buigvastheid
- Buigzaam
- Buiig
- Buik
- Buikaandoening
- Buikachtig
- Buikader
- Buikdenning
- Buikdienaar
- Buiken
- Buikflesch
- Buikgordel
- Buikhechting
- Buikig
- Buikijzer
- Buiklijst
- Buikontlasting
- Buikpijn
- Buikpootig
- Buikriem
- Buikrijer
- Buikrommeling
- Buikschild
- Buikseizing
- Buiksnijding
- Buikspreken
- Buikspreker
- Buikstandig
- Buikstuk
- Buikvin
- Buikvinnigen
- Buikvlies
- Buikvulling
- Buikwand
- Buikzaag
- Buikzalm
- Buikziek
- Buikzuiverend
- Buikzuivering
- Buikzwammen
- Buil
- Buildoek
- Builen
- Builenpest
- Builgaas
- Buillooper
- Builmolen
- Builtje
- Builzolder
- Buis
- Buisbloemigen
- Buisch
- Buischen
- Buisgat
- Buishaantje
- Buisharing
- Buisijzer
- Buisje
- Buisjesdag
- Buisklep
- Buiskool
- Buislantaarn
- Buisleiding
- Buisman
- Buisspin
- Buisvormig
- Buit
- Buitelaar
- Buitelen
- Buiten
