EIKENHOUTEN, bn. van eikenhout;
...KROON, v. (...kronen), orde van de Eikenkroon, Luxemburgsche ridderorde, in Dec. 1841 door Willem II gesticht;
...LAAN, v. (...lanen);
...LOOIZUUR, o. looizuur in eikenschors voorkomende;
...MISTEL, m. (-s), (plantk.) eene vrucht van den marentak of vogellijm (viscam album) die oudtijds door de Druïden hoog vereerd en met veel plechtigheid gesneden werd; de geheele plant;
...MOS, o.;
...MOT, v. (-ten), (nat. hist.), eene soort van mot op den eik levende en daar eieren leggende;
...SCHORS, v. schors van den eikeboom;
...VAREN, v. de gemeene naaktvaren, eene der in Nederl. voorkomende soorten van naaktvaren, ook boomvaren en engelzoet geheeten (polypodium vulgare);
...VLINDER, m. (-s), metaalglanzende dagvlinder, op eiken levende;
...WOUD, o. (-en);
...ZWAM, v. (-men), eene groep van zwammen, óf op zand- en leemgrond groeiende onder den boom, óf op rottende boomstammen.