DRUILEN, (druilde, heeft gedruild), sluimeren; lusteloos zijn, overal tegen opzien, geene energie vertoonen;
— het weer druilt, staat naar regen. DRUILER, m. (-s). DRUILSTER, v. (-s). DRUILING, v.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: