DOORKRUIPEN, (kroop door, is (heeft) doorgekropen), aanhoudend kruipen; verder kruipen; kruipend door iets gaan de kamer doorkruipen; door kruipen stukmaken, wonden hij heeft zijne knieën doorgekropen;
—, (doorkroop, heeft doorkropen), langzaam (iets) doorgaan, doorsnuffelen;
— (w. g.) hij heeft die wetenschappen doorkropen, tot in de kleinste onderdeelen bestudeerd.