Gepubliceerd op 02-09-2018

Dompelen

betekenis & definitie

DOMPELEN, (dompelde, heeft gedompeld), in, onder water (ook andere vloeistoffen) steken; vgl. indompelen, onderdompelen;

— in diepen slaap gedompeld, gezonken;
— in armoede, in schulden gedompeld, verkeerende;
— eene weduwe in zwaren rouw gedompeld;
— (fig.) iem. in ellende dompelen, hem in ellende doen verzinken;
— (Zuidn.) in een moeras dompelen, zakken, zinken; (ook) verdwalen; (ook) aan het sukkelen raken, aan den dompel zijn. DOMPELING, v. (-en).