DIAGRAM, o. (-men), (meetk.) teekening dienende tot bewijs eener stelling of tot oplossing van een vraagstuk; (muz.) notenbalk;
— (plantk.) schets, schema: het diagram eener bloem, teekening waaruit aantal en stand der bloemdeelen blijkt;
— diagram van den polsslag, golvende lijn die dezen voorstelt.