Gepubliceerd op 01-09-2018

Boezelaar

betekenis & definitie

BOEZELAAR, o. en m. (-s), voorschoot; sloof;

schort, vooral door vrouwen bij het huiswerk of in huis en door kinderen gedragen een bont, wollen, een kanten boezelaar, een wit, een zwart boezelaar;
— dat meisje draagt nog een hoog boezelaar, om den hals vastgemaakt. Boezelaartje, o. (-s).