Gepubliceerd op 01-09-2018

Blij

betekenis & definitie

BLIJ, BLIJDE, bn. en bw. (blijder, blijdst), vroolijk, opgewekt die blijde kinderen;

verheugd, in aangename stemming ze waren blij te moede; we waren blij over het slagen onzer pogingen; hij is blij met zijn lintje; ik ben blij om hem, dat de zaak ten goede gekeerd is; ik ben blij u te zien; iem. met iets blij maken;
— de Blijde Boodschap, het Evangelie;
— de Blijde Inkomst, inhuldigingsfeest der oude graven, (ook) staatsstuk, privilegie door den vorst bij die gelegenheid uitgevaardigd; (zelfst. gebruikt) verblijd u met de blijden.

< >