BEDDING, v. (-en), rivierbed;
— sluisvloer;
— bedding of zaai van een schip, de kuil dien een schip, den grond rakende, zich zelf maakt;
— planken vloer waarop het geschut staat, ten einde het inzakken en het omwoelen van den grond te voorkomen;
— batterijplank;
— aardlaag: zand-, leembedding;
— opeenhooping van aardgesteente steenkolen-, ertsbedding.