Gepubliceerd op 31-08-2018

BANKBREUK

betekenis & definitie

v. (-en), het in gebreke blijven van den koopman om aan zijne geldelijke verplichtingen te voldoen, wat bij de wet strafbaar is gesteld;

— eenvoudige bankbreuk, wanneer de gefailleerde te buitensporig heeft geleefd, onder te bezwarende omstandigheden gelden heeft opgenomen om zijn faillissement te voorkomen, óf indien zijne boekhouding niet overeenkomstig de wet is;
— bedrieglijke bankbreuk, wanneer de gefailleerde vóór of tijdens zijn faillissement de rechten zijner schuldeischers heeft verkort door verduistering van goederen of bevoordeeling van een der crediteuren.

< >