Gepubliceerd op 31-08-2018

AFSPIEGELEN

betekenis & definitie

(spiegelde af, heeft afgespiegeld), licht als in een spiegel terugkaatsen het heldere watervlak dat het maanlicht afspiegelde; de schakeering van al die tinten spiegelde zich op het watervlak af; (dicht.) de morgenzon spiegelt in den gloed van helm en schild en borstkuras en degen een lichtstroom af die de oogen schemeren doet;

— het heldere water dat de hoornen en huizen aan den oever afspiegelde, het beeld ervan door spiegeling als in een spiegel terugkaatsen;
— (fig.) (van gezegden, gelaatstrekken, den aard, den toestand of de werking van iem. of iets) het beeld van iets weergeven, zoodat men het als in een spiegel aanschouwt, eene duidelijke voorstelling van iets bij den aanschouwer of hoorder verwekken haar geheele voorkomen spiegelde de reinheid van haar gemoed af; iemands trekken spiegelen niet altijd zijne meening af;
— zich afspiegelen, (van het licht) zoodanig op eene spiegelende oppervlakte schijnen, dat de stralen worden teruggekaatst in de oogen van den aanschouwer het heldere maanlicht dat zich in het effen meer afspiegelde;
— (eig.) (van zichtbare voorwerpen) door terugkaatsing het beeld van het voorwerp aan den aanschouwer vertoonen de boschrijke heuvels aan den oever spiegelden zich liefelijk af in het heldere meer; (fig.) (van onstoffelijke dingen) van hun aanzijn of hun aard en wezen blijken geven door het aanzijn of de hoedanigheid van iets anders dat er mede in verband staat: eene constitutioneels monarchie, zooals die zich in de Britsche constitutie het volkomenst afspiegelt; hoe zich de zeden afspiegelen in de onderscheidene beteekenis, in verschillende eeuwen aan de woorden gehecht.