AFSCHROBBEN, (schrobde af, heeft afgeschrobd), door schrobben verwijderen : het vuil van iets afschrobben; de modder van de stoep afschrobben, ook de stoep, den vloer afschrobben, door schrobben van vuil en vlekken reinigen;
— verslijten, onbruikbaar maken door er veel of ruw mede te schrobben : die meid heeft in een ommezien alle bezems en boenders afgeschrobd; die luiwagen is zoo afgeschrobd, dat hij niet meer mee kan;
— in voldoende mate schrobben;
— gedaan maken met schrobben: je moet eerst maar afschrobben en dan de boodschappen doen. AFSCHROBBING, v.