AFSCHILFEREN, (gew. ook AFSCHELFEREN), (schilferde af, heeft en is afgeschilferd), in schilfers loslaten en afvallen : de witkalk begint van dien muur af te schilferen; zijne huid schilfert af;
— inz. daardoor in beschadigden toestand komen : die muur heeft al lang afgeschilferd en zal opnieuw gepleisterd moeten worden; dat paarlemoeren doosje is niet fraai meer, het is overal afgeschilferd;
— de jongen zat met zijn mes de verf van de deur af te schilferen, de bovenste laag in schilfers ervan afscheiden;
— een muur, een ei afschilferen, van de buitenste deelen ontdoen door die in schilfers eraf te scheiden