AFRABBELEN, (rabbelde af, heeft afgerabbeld), (samenhangende woorden die men uitspreekt, voorleest of opzegt, als formulieren, lessen, gebeden enz.) met overhaasting, onachtzaam en niet of nauwelijks verstaanbaar oplezen of opzeggen om er zoo spoedig mogelijk een einde aan te maken, afraffelen, aframmelen : zij rabbelden al hun lessen achter elkander af;
— zijn werk gauw en slordig afmaken, afroffelen : die jongen rabbelt steeds zijn werk af om maar te kunnen spelen.