(walste, heeft gewalst),
1. een wals dansen:zij kan keurig walsen ;
2. zich verplaatsen terwijl men een wals danst: zij walsten de zaal door ; — (overg., scherts.) aldus verplaatsen: iem. buiten de deur walsen, onzacht buiten de deur zetten ; 3. (zuivelb.) boter walsen, enige malen in de machine heen en weer gooien en er dan weer uithalen;
4.met een wals of walsen pletten, harden of vormen: ijzer walsen ; een steenslagweg walsen.